In Nederland rijdt ruim 60 % van alle auto’s met onderspanning en 7% heeft zelfs een lekke band. Een (te) lage bandenspanning kost extra brandstof, zorgt voor meer uitstoot van CO2, fijnstof en uitlaatgassen, verlengt de remweg, vermindert de grip op de weg en leidt tot een flinke toename van de bandenslijtage. Genoeg reden om uw banden goed op te pompen.
De Slimme Bandenpomp biedt de gebruiker overigens gemak door met het kenteken de juiste spanning op te zoeken in de eigen database. De bandenspanning kan ook zelf ter plekke ingevoerd worden.
Wat is mijn bandenspanning?
De bovenstaande sticker hebben wij voorzien van (rode) cijfers om de tabel goed te kunnen lezen.
Toelichting op de cijfers op een voorbeeldsticker
- Check en vergelijk de bandenmaat onder de auto met die op de sticker, bijvoorbeeld 155/70 R 13. De bandenmaat vindt u op de zijkant van de band. Op de band zelf staat nooit de bandenspanning vermeld.
Heeft de auto een heel andere bandenmaat? Gebruik dan de meest gelijkende bandenmaat en de adviesspanning voor zowel de voorband als de achterband bij zwaar belast gebruik (3). - Deze kolom geeft de adviesspanning aan voor de voorbanden en de achtbanden, bij normaal belast gebruik: met 1 tot 3 passagiers en weinig bagage.
- Deze kolom geeft de adviesspanning voor de voor- en achteras bij zwaar belast gebruik: met 3 of meer passagiers en veel bagage.
- In de tabel op deze sticker staan 3 dezelfde bandenspanningen achter elkaar; de eerste waarde is in de eenheid bar, dan in psi en de laatste waarde staat in kPa. In Nederland wordt de bandenspanning in het algemeen weergegeven in de luchtdruk eenheid bar en gebruikt u dus het eerste cijfer. Komt u uit op een vakje in de tabel met 2,3/33/230 dan pompt u de band op tot 2,3 bar.
De voorgeschreven bandenspanning is altijd per as gelijk, dus beide voor- of beide achterwielen hebben altijd dezelfde bandenspanning, terwijl de bandenspanning voor de banden voor anders kan zijn dan de banden achter.
De adviesspanning moet altijd gecorrigeerd worden op een aantal correctiefactoren